Samen met mijn 90-jarige opa ging ik op bezoek bij Jan: opa’s neef die boert op het bedrijf waar opa vroeger boer was. Lees mee wat de twee mannen te vertellen hebben.

We beginnen de rondleiding op het land: een langgerekt stuk grond waar in deze tijd van het jaar vooral indrukwekkend rechte ruggen kleigrond te zien zijn. Het eerste deel is ingezaaid met wortels, daarachter staan (poot)aardappels, witlof, uien en bieten. Net zoals elke nieuwsgierige tuinier wel eens doet, beginnen de mannen meteen te graven: eens zien hoe de wortelzaadjes het doen en of de grond nog vochtig genoeg is. De grond is wat aan de droge kant, luidt het oordeel. Als het niet snel gaat regenen, moet de natuur een handje geholpen worden. De beregeningsinstallatie staat al klaar.

Daarna lopen we terug naar het erf. De karakteristieke betonnen schuur is in de loop der tijd gemoderniseerd, vertellen Jan en opa. Dakpannen werden vervangen door isolatie- en plaatmateriaal. In de schuur werd beton gestort terwijl de vloer vroeger gewoon uit grond bestond. De schuur werd voorzien van koeling en ventilatieapparatuur.

Terug naar 1950

Hoe anders was het in 1950, toen opa op 20-jarige leeftijd vanuit Zeeland naar de Noord-Oost Polder verhuisde. Met drie broers gingen ze in januari 1950 tegen de avond met een veewagen vanuit Zeeland op pad. Drie paarden, een koe en een varken namen ze mee.

Midden in de nacht kwamen ze aan op de nieuwe boerderij. Hun nieuwe thuis waar ze zelf nog niet eerder geweest waren. Het huis bij de boerderij was op slot dus er zat niets anders op dan in de stal slapen. De drie broers gingen liggen op het paadje achter de paarden en de koe, die inmiddels allemaal een plekje in de schuur hadden gekregen. Het heeft wel iets weg van een kerstverhaal…

De grote leegte

Toen het de volgende ochtend licht werd, viel de leegte op. De recent aangelegde, kale polder bestond uit een lege vlakte met hier en daar een splinternieuwe boerderij. Het was er maar saai, vond opa, niks te beleven.

Hun ouders (en de jongere broers) kwamen een dag later aan. Zij waren al eens eerder gaan kijken in de polder. Met een bus vol Zeeuwen gingen ze naar een lezing over de mogelijkheden in de Noord-Oost Polder. Ook hadden ze al een soort tour gemaakt langs bedrijven waar ze zouden kunnen gaan boeren. Ze kregen een bedrijf toegewezen en de verhuizing werd in gang gezet.

De verhuizing

De reden voor de ingrijpende verhuizing? Een combinatie van mot in de familie en overheidsbeleid. De boerderij in Zeeland was onverdeelde boedel: een erfenis die eigenlijk verdeeld zou moeten worden over een aantal kinderen. Dat kon alleen door het bedrijf te verkopen want niemand had genoeg geld om de andere erfgenamen uit te kopen. De boel werd dus verkocht.

Tegelijkertijd vond de overheid het tijd voor herverkaveling in Zeeland: een groot aantal kleine bedrijven moest worden samengevoegd tot enkele grotere, toekomstbestendige boerderijen.

Zodoende werden Zeeuwse boerenfamilies uitgenodigd om in de Noord-Oost Polder te komen boeren. Deze Zeeuwen hoefden zich niet in te werken, zoals andere geïnteresseerden (de zogenaamde “pioniers”) dat wel moesten doen voor ze een boerderij in de polder konden bemachtigen. Het betekende dat de pioniers niet zo blij waren met de Zeeuwen die zomaar mochten komen, die kleine keuterboertjes die zich niet eens hoefden te bewijzen.

De boomgaard en de windsingel

Er was een duidelijk plan voor de polder en dat betekende dat de boeren zich aan bepaalde regels te houden hadden. Ze mochten een boerderij huren maar wel onder voorwaarden. Zo moest een bepaald gedeelte van de tuin worden ingericht als boomgaard. De plek en de grootte van de boomgaard stonden vast. Idem voor de windsingel: een rand van bomen die verplicht rondom de boerderij moest komen te staan. Opa vond de verplichte boomgaard veel te groot. Er stonden onder andere appels, peren en kruisbessen maar opa was er niet al te enthousiast over. Hij is meer te spreken over het werk op het land.

De dieren

Het land werd bewerkt met behulp van de drie paarden. De paarden hadden allemaal een naam, waarvan opa zich er 2 van de 3 kan herinneren: Juul en Stella. “Paarden zijn slimme, mooie beesten en je moest er elke dag mee werken, daarom kregen ze een naam” aldus opa. Koeien waren kennelijk minder de moeite waard om een naam voor te verzinnen en ook alle varkens die ze ooit hebben gehad, kregen nooit een naam.

Veranderende tijden

In de loop der tijd ging een deel van de broers terug naar Zeeland. Opa, één jongere broer en hun ouders bleven in de polder. De tijden veranderden. De melkboer kwam niet meer langs voor een enkele melkbus melk en dus moest de koe weg. Paarden werden vervangen door trekkers. Opa’s vader, mijn overgrootvader, kon er maar niet aan wennen. Hij kon nauwelijks mooi rechtuit rijden met de trekker en riep “Ho!” als hij de trekker wilde laten stoppen, alsof het een paard was.

Terwijl we door de schuur lopen, laat opa een brandplek in een balk zien. Ongelukje, ontstaan door een hete dompelaar die niet was uitgezet maar wel aan een spijker in de balk was opgehangen. Elders in de schuur staan nog een paar stapels oude aardappel- en tulpenkisten.

Tulpen rooien en bollen pellen

In het verleden hadden ze namelijk ook tulpen. Mijn opa deed het werk op het land: hij rooide de bollen, vaak samen met een van mijn ooms. In de schuur werden de tulpenbollen gepeld door scholieren. Opa’s jongere broer zag er in de schuur op toe dat er ook daadwerkelijk werd gewerkt. “Je moeder, je weet hoe ze is, was er zo een die liever zat te kletsen dan te werken”…

Jan fietste als klein jochie graag met een hoop kabaal door de schuur. Hij hield de scholieren daarmee van het werk en dat was niet de bedoeling: hij werd door zijn vader genadeloos de schuur uit gebonjourd. Er moest gewerkt worden, dat is me wel duidelijk.

De beste en slechtste oogst

Ik vraag naar de beste en de slechtste oogst ooit. Het antwoord is identiek: de uien. Ooit leverden ze 80 cent per kilo op, uitzonderlijk veel. De broers verkochten de helft. De andere helft hielden ze achter de hand, hopend dat de prijs nog verder zou stijgen. Een gokje dat helaas niet zo uitpakte als gehoopt: de andere helft van de uienoogst werd verkocht voor 15 cent per kilo. Dieptepunt was een lading uien die helemaal niet verkocht werd. Ze moesten de oogst afvoeren en zelfs betalen om de bergen uien bij een afvalbedrijf kwijt te kunnen.

Weer aan het werk

Jan moet weer aan het werk. Zijn vader, inmiddels bijna 80, is al op het land en wacht op hem. Ik wil nog even bij de schapen en hun lammetjes gaan kijken maar opa vindt het mooi geweest. “Schapen kijken kan je ook thuis wel, kom, we gaan”. En zo gaan we weer naar huis. Een hele hoop geschiedenisverhalen rijker…

Iedere week stuur ik meer dan 1000 moestuiniers een nieuwsbrief met inspiratie, tips en een nieuwe vlog. Wil jij ook op de hoogte blijven? Schrijf je dan in voor de nieuwsbrief!

7 reacties

  1. Monica

    Wat leuk om te lezen! Bijzonder die geschiede is ook, en met name de familiegeschiedenis. Vond het ook een deel herkenning; komen zelf uit Zeeland. Zowel mijn vader als opa boerden /boeren in Zeeland (loonbedrijf), en een deel van mijn opa zijn familie is ook naar de noord-oost polder verhuisd. De exacte reden weet ik niet.

  2. Anoniem

    Wat een mooi verhaal Aletta! Behalve talent om te tuinieren heb je ook schrijftalent…..leuk om te lezen.

  3. Jannie

    Wat ik niet voor elkaar kreeg, een interview met opa in ‘de boerderij’ lukt jou wel. Oma zou het ook heel mooi gevonden hebben dat je dit doet. Familieverhalen verzamelen! ?

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.