Op de eerste zaterdag van april, een koude dag met druilerige regen, hebben we de aardbeienplantjes in de grond gezet. Nou ja, plantjes, het waren eerder zielige bladloze stengeltjes met een bosje lange, kale wortels eraan. De hele winter hadden ze in de koelcel gelegen bij een aardbeienplantenkweker (goed woord voor scrabble! Oh nee, dat spel is tot naambordjes verwerkt!). Eind maart werden de plantjes per post bezorgd.
Ideaal is het niet, aardbeien pas in het voorjaar planten. Beter is het om ze, net als de bessenstruiken, in de herfst te planten zodat ze ruim de tijd hebben om voor de winter hun worteltjes te laten aansterken. Maar door de tuinverhuizing kon het niet anders, in de herfst hadden we onze huidige tuin nog niet.
We bestelden de plantjes online en volgens de instructies moesten ze binnen drie dagen na bezorging de grond in. Met absolute tegenzin gingen we naar de tuin. Het moest wel, anders zouden de plantjes dood gaan. Ik moest mezelf echt toespreken: even doorzetten joh! We plantten de plantjes om de 30 centimeter met tussen de rijen 50 centimeter tussenruimte. De 160 plantjes werden stuk voor stuk in een gaatje in de grond gestopt en de grond rondom de plantjes werd stevig aangedrukt. Het was vanzelfsprekend niet nodig om de plantjes water te geven…
De continue miezerregen zorgde er gelukkig wel voor dat de plantjes zich gauw thuis voelden op ons zanderige grondje. De grond werd drijfnat waardoor het voor de worteltjes makkelijker werd om goed contact te maken met de grond. De worteltjes gingen groeien en al gauw ontwikkelden zich de ook eerste blaadjes!