De koolgewassen zijn hongerige groenten: ze vragen om veel mest en zullen maar matig groeien op grond die onvoldoende voedingsstoffen bevat. Dit is een van de redenen om de verschillende plantenfamilies elk een eigen landje te geven: je kan de hoeveelheid mest per landje variëren zodat elke plantengroep precies krijgt wat nodig is.
De kolenfamilie bestaat uiteraard uit de kolen die iedereen wel kent uit de supermarkt zoals boerenkool, broccoli, witte kool, spitskool en rode kool. Ook zijn er familieleden die je misschien niet meteen onder de kolen zou scharen, zoals paksoi, koolraap, raapsteeltjes, spruitjes en radijsjes. De koolgewassen zijn al met al een bonte familie.
Over het algemeen nemen koolplanten veel ruimte in beslag; een flinke bladkool kan zo een vierkante meter van je moestuin opeisen. Ook spruitkolen, die in de loop van het seizoen allemaal kleine spruitjes aan hun stam krijgen, nemen veel ruimte in beslag. Als je veel ruimte hebt, is dat natuurlijk geen probleem maar bij een kleine moestuin is het misschien verstandig om je af te vragen waar je je schaarse ruimte aan gaat besteden.
In plaats van een enorme spruit- of bladkool kan je namelijk ook kiezen voor een groot aantal kleinere koolsoorten, zoals radijsjes en raapsteeltjes. Op de plek van een grote koolplant, kan je al gauw 100 radijsjes kweken en/ of een flinke bos raapsteeltjes voor in een lente stamppotje. Bovendien zijn radijsjes en raapsteeltjes voor beginnende moestuiniers veel makkelijker te kweken dan “grote kolen”.
Als je in de loop van het voorjaar dan geen radijses en raapsteeltjes meer kunt zien, kan je alsnog een boerenkoolplant in de grond zetten. Boerenkool is een echte wintergroente die ook in het najaar gestaag doorgroeit. Ook vorst is geen probleem voor boerenkool, de smaak schijnt zelfs beter te worden van een flinke portie nachtvorst. Kortom, met een beetje geluk kan je met Sinterklaas stamppot boerenkool uit eigen tuin eten!