Hoewel het een beetje saai klinkt, begint de aanleg van een moestuin met het maken van een teeltplan (planning). Bij biologisch moestuinieren is het namelijk verstandig om vruchtwisseling toe te passen. Het principe van vruchtwisseling komt op het volgende neer:
- Groenten worden ingedeeld in een zestal families, elke familie heeft specifieke eigenschappen.
- Elke groentefamilie krijgt een eigen stukje moestuin toebedeeld.
- Elk seizoen vindt er een soort stoelendans plaats: elke plantenfamilie verhuist naar een nieuw stukje grond, totdat een familie in het zevende jaar weer op haar initiële plekje terechtkomt. Daarna begint de dans opnieuw.
Naast het toepassen van vruchtwisseling, komt er nog meer kijken bij het maken van een moestuinplan. Naast de roterende gewassen zullen veel moestuiniers namelijk ook nog een aantal vaste planten willen hebben, zoals bessenstruiken, bramen, frambozen, asperges en artisjok. Ook wordt er vaak een plekje vrijgehouden voor de composthoop, een gereedschapbak en een grasveldje met een bankje en/of tafeltje. Dan komt er nog bij dat de verschillende groenten op verschillende momenten gezaaid of geplant moeten worden en je begrijpt waarom het niet gek is om een plannetje te maken.
Hieronder worden de volgende onderwerpen besproken:
- Waarom vruchtwisseling?
- Wat zijn de zes plantengroepen?
- Hoe wordt een moestuinplanning gemaakt?
- Planning in ruimte
- Planning in tijd
Waarom vruchtwisseling?
Het toepassen van vruchtwisseling heeft een tweetal voordelen: het helpt plantenziektes voorkomen en het maakt bemesting op maat mogelijk.
Vruchtwisseling is een belangrijk principe van biologisch tuinieren omdat het plantenziektes kan voorkomen. Als planten jarenlang op dezelfde plek staan, hoeven de ziektekiemen niet eens hun best te doen om de planten te vinden. De kans is dan wel erg groot dat de ziektekiemen (al vroeg in het seizoen) toeslaan. Als je de gewassen elk jaar een ander plekje geeft, worden de ziektes als het ware om de tuin geleid.
Het per plantenfamilie sorteren van je gewassen heeft als tweede voordeel dat het makkelijker wordt om de bemesting nauwkeurig af te stemmen op de behoeftes van de planten. Elke plantenfamilie heeft namelijk specifieke eigenschappen en behoeften. Zo is de kolenfamilie van nature erg hongerig; de planten groeien pas goed als de grond flink bemest is. De peulenfamilie, daarentegen, is niet zo veeleisend wat voeding betreft. Ook op grond die niet bemest is, groeien plantjes uit de peulenfamilie prima.
Wat zijn de zes plantengroepen?
De verschillende groenten worden onderverdeeld in de volgende groepen:
Dat boerenkool in de koolfamilie hoort, moge duidelijk zijn. Net als wortels die uiteraard bij de wortelfamilie horen. Maar lang niet altijd verraadt de naam bij welke familie een bepaalde groente hoort. De truc is om te bedenken welk deel van de plant wordt opgegeten. Ook dan zijn er nog uitzonderingen, bladkool bijvoorbeeld. Daarvan eet je het blad maar toch is het een plant uit de koolfamilie. De plant houdt namelijk van veel mest en om die reden wordt hij ingedeeld bij zijn hongerige broertjes en zusjes van de kolenfamilie.
Hoe wordt een moestuinplanning gemaakt?
Een moestuinplanning of teeltplan bestaat uit twee onderdelen: een planning in ruimte en een planning in tijd.
De planning in ruimte gaat over waar de verschillende gewassen in de tuin komen te staan. Bij deze planning wordt de moestuin in vakken verdeeld waarbij elke plantenfamilie een vak toegewezen krijgt. De plantenfamilies moeten elk jaar op een ander plekje komen te staan (vruchtwisseling). Hierdoor gaat de planning in ruimte niet alleen over het huidige moestuinseizoen maar heeft het ook invloed op de komende jaren.
De planning in tijd heeft betrekking op het moment waarop de gewassen worden gezaaid of geplant en wanneer ze (waarschijnlijk) worden geoogst. Deze planning gaat vooral over het huidige moestuinseizoen, al zijn er planten die tot in het volgende voorjaar kunnen blijven staan. Bepaalde planten, zoals tuinbonen, kunnen vroeg in het seizoen worden gezaaid. De meeste andere bonensoorten, daarentegen, kunnen minder goed tegen kou en kunnen daardoor pas in de loop van mei worden gezaaid. Omdat het lastig is om precies te onthouden wat wanneer gezaaid of geplant moet worden, is het handig om in ieder geval een globale planning in tijd te maken. Gelukkig zijn er veel hulpmiddelen, waaronder (digitale) zaaikalenders, beschikbaar om je bij deze planning te helpen.
Planning in ruimte
Naast de bovengenoemde plantenfamilies, zijn er ook nog planten die niet jaarlijks roteren. De aardbeien kunnen bijvoorbeeld beter 2 of 3 jaar op hetzelfde plekje blijven staan. Vaste planten, zoals de verschillende soorten bessen, hoeven nooit verplaatst te worden. Ook is het handig om in de moestuin een plekje vrij te houden voor de opslag van gereedschap, een composthoop en misschien een picknicktafel of bankje. Samenvattend wordt de tuin gebruikt voor de volgende dingen:
- Vaste planten
- Aardbeien (rotatie om de 2 tot 3 jaar)
- Vruchtwisseling gewassen
- Opslag, compost en recreatie
Een deel van de tuin wordt gebruikt voor de vaste planten; de planten die jarenlang op dezelfde plek blijven staan.Vaste planten zijn onder andere aalbessen, bramen, frambozen, kruisbessen, artisjokken, rabarber en asperges. Ook veel kruiden, zoals tijm en rozemarijn, zijn vaste planten die graag jarenlang op hun vaste plekje blijven staan.
Aardbeien zitten een beetje tussen vast en “wissel” in. Je kunt de planten elk jaar verplaatsen maar ze kunnen beter 2 of 3 jaar op hetzelfde plekje blijven staan. Na een paar jaar is het wel goed om de aardbeien een nieuw plekje te geven. Dit voorkomt dat de planten ziek worden en zorgt ervoor dat je mooie, grote aardbeien blijft krijgen.
Nadat er ook een stukje voor opslag, compost en recreatie is gereserveerd, blijft de rest van de ruimte beschikbaar voor planten die elk jaar verhuizen (wisselteelt of vruchtwisseling). Deze planten blijven een jaar op hun plekje staan en worden volgend jaar op een andere plek opnieuw gezaaid of geplant. Het deel van de tuin dat gebruikt gaat worden voor vruchtwisseling gewassen moet bij de planning in ruimte worden verdeeld in zes gelijke stukken. Op deze manier is het gemakkelijk om volgend jaar te roteren.
Het deel voor de vaste planten en het deel voor de “wisselteelt” planten hoeven niet even groot te zijn. Bij ons nemen de vaste planten, de composthoop, de gereedschapskist en het grasveldje samen ongeveer 1/3 deel van de tuin in beslag. De rest van de tuin wordt gevuld met groenten die elk jaar verhuizen.
Planning in tijd
De planning in tijd wordt gemaakt aan de hand van een zaai- en plantschema. Hierin staat beschreven welke gewassen op welk moment moeten worden gezaaid of geplant. Ook staat in deze schema’s vaak wanneer de oogst ongeveer verwacht kan worden.
Bij de planning in tijd is het slim om het zaaien of planten en dus het oogsten te spreiden. Door op verschillende momenten een paar slaplantjes te planten, heb je gedurende een periode van een aantal weken of maanden steeds een of twee slakroppen per week te oogsten. Ervaring leert dat dit veel leuker en handiger is dan alle plantjes in een keer planten. Als je alles in een keer plant, zullen alle kroppen namelijk ook ongeveer tegelijk klaar zijn om geoogst te worden. En waarschijnlijk zit je niet te wachten op 20 kroppen sla in een week.